Pers 2019

2019-2

  • Het Liegend Konijn en de voltallige redactie in de WTV-uitzending n.a.v. Gedichtendag op https://www.focus-wtv.be/nieuws/gedichtendag-jozef-deleu-al-ruim-60-jaar-dichter
  • “Willem van Zadelhoff, enkel om alfabetische volgorde, sluit af met een reeks gedenkgedichten getiteld: Zonder aanzien des persoons, waarin onder meer Menno Wigman, Wim Brands en Jan elemans herdacht worden. Met een ware slotrede: ‘envoi’ waarvan hier het eerste couplet: aan het graf geen eenzame dichter / laat zijn hei elders zoeken /naar levenden om te wekken / met verzen en veerkracht’.” (Literair Nederland, Ingrid van der Graaf, 18 oktober 2019) Lees verder op https://www.literairnederland.nl/oogst-week-43-5
  • “Het is met de poëzie in ons taalgebied voortreffelijk gesteld. Zoveel is opnieuw duidelijk na het lezen van deze recente aflevering van Het liegend konijn. Jozef Deleu is erin geslaagd een paar dozijn boeiende dichters uit zijn hoed te toveren, met veel aandacht voor diversiteit, maar vooral voor kwaliteit. De zwakkere momenten in dit lijvige boekwerk zijn erg zeldzaam, terwijl de lezer van de ene verbazing in de andere valt.” (Mappalibri, Dirk De Geest, november 2019) Lees verder op http://mappalibri.be/?navigatieid=61&via_navigatieid=17&recensieid=8344
  • “Een van de sterke kanten van Het Liegend Konijn is de grote aandacht voor dichters die nog geen bundel hebben gepubliceerd. Een Fundgrube voor uitgevers. Ditmaal zijn het er twaalf: Evi Aarens, Kevin Amse, Ruud van den Beuken, Eelkje Christine Bosch, Bob Vanden Broeck, Jonas Bruyneel, Klaas Ten Holt, Erik Lumens, Joep Stapel, Patrizia Vespa, Meliza de Vries en Anne van Winkelhof. De jongste is geboren in 2000…” (Meander, Hans Puper, december 2019) Lees verder op https://meandermagazine.nl/2019/12/poezie-kort-2019-10

2019-1

  • “In het aprilnummer van Het Liegend Konijn wijst Jozef Deleu, de bezorger van, ja, ik kan niet anders zeggen, het meest onvolprezen poëzietijdschrift, ons op het nut van de nutteloze kunsten. Bezigheden die economisch gezien niets opleveren en derhalve nutteloos zijn. Deleu schrijft dat in een tijd waarin alles wordt afgewogen, kunst in de marge van de maatschappij wordt bedreven. (…) Ik ben blij dat Deleu zijn dichters opport tot het schrijven van poëzie (geloof maar dat elke dichter, gearriveerd of beginnend, ervan droomt dat Deleu ook hun nest met dichterlijke schrijfsels aandoet, daar een keuze uitmaakt en opneemt in Het liegend konijn. Voor de eeuwigheid gebundeld, een tijdsbeeld van poëzie.” (Literair Nederland, Inge Meijer, 4 september 2019) Lees verder op https://www.literairnederland.nl/lanterfanten/
  • “In de jongste aflevering van Het liegend konijn breekt samensteller en enige redacteur Jozef Deleu een lans voor wat hij – in navolging van Nuccio Ordine – het ‘nut van het nutteloze’ noemt. Door poëzie op die manier te verdedigen onderstreept hij meteen de dubbelzinnige status van literatuur op onze dagen. Aan de ene kant lijkt het erop dat poëzie haar vanzelfsprekendheid grotendeels heeft verloren, dat ze niet veel meer is dan een vorm van nutteloosheid. Dat sluit aan bij het pragmatische denken dat onze maatschappij domineert, een denken waarin de menselijke waarde van literatuur enorm aan relevantie heeft ingeboet; wie daaraan twijfelt hoeft er maar de literaire bijlagen van kranten en tijdschriften op na te slaan (of niet langer na te slaan want ze worden in snel tempo systematisch afgebouwd). Aan de andere kant pleit Deleu voor een herwaardering van het ‘belangeloze’ karakter van de literatuur, iets waarmee hij zichzelf in een lange prestigieuze filosofische traditie plaatst. Het nut van poëzie ligt precies in de mate waarin ze zich onttrekt aan louter pragmatische communicatie, aan haar gebruikswaarde. Net daardoor schept ze ruimte voor afstand en reflectie, zowel cognitief als esthetisch.
    Dat summiere maar belangwekkende programma is precies wat de samensteller van Het liegend konijn ook ditmaal voor ogen stond. Deze aflevering biedt immers plaats aan drie dozijn dichterlijke stemmen, erg divers maar kwalitatief hoogstaand. Waar Deleu al die dichters vandaan blijft halen mag een raadsel zijn, maar zijn oogst wijst opnieuw op de vitale aantrekkingskracht die het gedicht op schrijvers blijft uitoefenen. Hopelijk volgen de lezers in nog grotere getale. Namen noemen is zoals steeds een hachelijke onderneming, maar dit boek kan enkel correct besproken worden door iets van die verscheidenheid te laten zien (in het besef dat de lezer hier veel meer uitstekende poëzie zal aantreffen dan ik hier vermeld).
    Uiteraard is er ruim aandacht voor een aantal dichters van faam, die in hun nieuwste werk voortbouwen op hun oeuvre. Benno Barnard presenteert bijvoorbeeld enkele Engelse sonnetten, klassiek geschreven en helemaal gevat in de sfeer van het traditiegetrouwe Albion, maar daarnaast zijn er aangrijpende verzen over zijn overleden dochter: hier sporen vormvastheid en poëtische formules perfect met de emotionele herinnering. Jan Geerts schrijft een aantal ‘brieven aan de aarde’, intimistische gedichten waarin de aarde als oorsprong en als eindbestemming van alle leven wordt aangesproken. De mythische verbeelding van de Moeder Aarde wordt daarbij gecombineerd met de ecologische thematiek van vandaag. Roger de Neef biedt een aantal metafysische boomgedichten aan, en Anton Korteweg reflecteert eens te meer ironisch op het ouder worden en het broze menselijke bestaan.
    Het opmerkelijkst zijn evenwel de debutanten die aan het woord komen. In deze aflevering gaat het om een fors dozijn nieuwe talenten, waarvan de meesten zich meteen als belangrijke geluiden manifesteren. Ook hier is het moeilijk namen selecteren, want de types poëzie liggen ver uit elkaar. Wel valt op hoezeer de jonge dichters focussen op kwetsbaarheid, trauma’s en onaangepastheid. Optimistische geluiden vallen nauwelijks waar te nemen, terwijl leed, afscheid en dood wedijveren met psychologische onzekerheid. De grootste verschillen liggen in feite op het vlak van de stijl en de verwoording. Dichters als Anke Cuijpers of Anke Senden mikken vooral op beeldspraak en vervreemding om de complexe ervaringen vorm te geven, terwijl iemand als Mattijs Deraedt meer vertrekt van anekdotes, in dit geval concrete ruimtes, om zijn verhalen te stofferen. Hoe dan ook is de vormbeheersing bij die jongeren opmerkelijk. Het begin van Jozef Deleu mag dan wel aarzelend klinken, de slotnoten van dit Liegend konijn laten alweer het beste verhopen voor de toekomst van de poëzie in onze contreien.” (MappaLibri, Dirk De Geest, juni 2019, link)
  • Uit de schoot geroofd – Het poëzietijdschrift Het Liegend Konijn heeft alweer royaal geroofd: 189 ongepubliceerde gedichten. Voor het eerst in 17 jaargangen vooral uit vrouwelijke nesten. ‘Kunstenaar zijn betekent: niet rekenen en tellen; rijpen als de boom die zijn sappen niet opstuwt en die rustig in de voorjaarsstormen staat zonder bang te zijn dat er geen zomer zal volgen. De zomer komt toch.’ Hoofdredacteur en samensteller Jozef Deleu plukt in zijn voorwoord een citaat uit Brieven aan een jonge dichter van Rainer Maria Rilke. Een paar zinnen tegengif voor het rendementsdenken waar kunst en poëzie al eens onder lijden. De zomer komt en tellen doen we toch. Dat levert blije getallen op: 36, zoveel dichters verzamelde Het Liegend Konijn in zijn eerste nummer van 2019. Van wie 19 vrouwen en 16 mannen: een evenwichtig gekanteld overwicht, voor het eerst vrouwelijk. Niet met opzet opgestuwd, vanuit de angst dat het seizoen van de vrouw straks alweer voorbij is. Gewoon, vol vertrouwen geplukt uit een literair landschap dat almaar vrouwelijker oogt, zowel op podia als op papier. We plukken er drie opmerkelijke stemmen uit. – Simone Atangana Bekono (1991, Raamsdonk) won vorig jaar de Poëziedebuutprijs Aan Zee met haar debuut Hoe de eerste vonken zichtbaar waren. Dit jaar is ze writer in residence bij Vooruit in Gent en werkt ze aan haar eerste roman. In haar poëzie is het verleden nooit helemaal voorbij: als dochter van een Kameroense vader grijpt ze naar beelden van afgeknipte vlechten en kippenkarkassen na het kluiven, als dochter van een ZeeuwsVlaamse moeder naar herinneringen aan koepelkerken en asperges. Doorheen haar frisse, ongebonden stijl sluipt steeds het vermoeden van een bezwerend ritueel: een tegenstelling als signatuur. – Dominique De Groen (1991, Jette) debuteerde twee jaar geleden met Shop Girl. Een bundel met vaart over haar ervaringen in de kelders van de kledingwinkelketen Primark. Overdag overleefde ze in een kooi van kunstlicht, thuis vouwde ze woorden als ‘supply chain manager’ en ‘Colour Forecasting Agency’ op tot ritmische stapeltjes poëzie. Schopte ze ons in haar debuut een vestimentair geweten – aan goedkope kledij kleeft moderne slavernij – dan gooit De Groen het hier over een andere boeg: dierenwelzijn. Over de trieste ogen van de forel op de kassaband, duizend intensief gekweekte zeugen en het koude bloed van het offerschaap dat ‘door de eeuwen’ sijpelt. ‘Ik ril.’ Wij ook: zelden is het ‘ik’ bij jonge dichters zo ondergeschikt aan de wereld die ze willen veranderen. – Maaike de Wolf (1978, Amsterdam) publiceerde nog geen bundel, maar de zeven gedichten in Het Liegend Konijn vragen er wel om. ‘Soms ben ik meerderen’, zo dicht De Wolf over de verschillende, alledaagse levens die ze ontmoet. De geluiden die daarbij horen zijn banaal, zoals het rollen van een vuilcontainer, net als de kleuren – ‘een jas is grijs, een auto zwart’. Maar vale schijn bedriegt. Altijd is er het dubbelleven, de onuitgesproken gedachte, de dreiging, het weten. Bedrieglijk eenvoudige precisiepoëzie. En beloftevol, dat vooral. – ‘Het Liegend Konijn 20191’ is uitgegeven bij Polis en kost 20 €. (De Standaard, Sarah Vankersschaever, 17 mei 2019, p. L10)
  • “Kraakverse, uit het nest geroofde gedichten: dat is de ambitie van Jozef Deleu met zijn magazine Het Liegend Konijn, al drieëndertig nummers lang. Twee keer per jaar serveert Deleu een gevarieerd beeld van de actuele poëzie, waarin gevestigde waarden gedijen naast ontspruitend talent. In het eerste nummer van jaargang 2019 lezen we 189 gedichten. De selectie “ademt passie, vertrouwen en wanhoop in deze verscheurde en woelige tijd”, aldus Deleu.” (De Morgen, Dirk Leyman, 4 mei 2019, p.91).
  • “Deleu heeft dit keer ‘189 nieuwe gedichten uit het nest geroofd’ van een zeer gevarieerd gezelschap: van onder de dertig tot boven de zeventig, mannen en vrouwen, gevestigd en beginnend, van traditioneel tot experimenteel. Veel gedichten zijn geëngageerd en dat is natuurlijk niet verwonderlijk in deze tijd van oorlog, terrorisme, vluchtelingenstromen, klimaatverandering en, daar zijn we weer: rendementsdenken. (…) Er is genoeg te lezen tot het volgende Konijn.” (Meander, Hans Puper, 1 mei 2019) Lees verder op https://meandermagazine.nl/2019/05/poezie-kort-2019-5/
  • “Het liegend konijn is een mooi uitgegeven oase van dichterlijke kwaliteit met een uitgebreide selectie van nieuw werk van bekende schrijvers en neofieten. Poëzie is de wraak van de introverten. Gedichten lezen is een daad van verzet en verwondering (…). Poëzie is een dam tegen de steeds hoger wordende golfslag van het lelijke en het vulgaire.” (De Morgen, Mark Coenen, 30 maart 2019)